Entering Danemark

Om iets na 7 uur reed ik Denemarken binnen, of dat dacht ik althans.

Aan de grens had de Deense politie een grenspost opgezet en had de twee rijstroken tot een smalle weg herleid. Maar dat zag ik van zover niet.
Mijn idee was dat ze de weg volledig hadden gebarricardeerd zoals de Fransen dat plegen te doen. Dus reed ik de douaneweg in voor trucks.

Op het einde van die weg stond een slagboom  en aan die slagboom stond een heel legertje wantrouwende grenswachters want waarom reed ik niet gewoon rechtdoor? Hij vroeg mijn identiteitsbewijs en testcertificaat. Dan vroeg hij om op een parkeerstrook te staan en te wachten. Achter mij was een busje met Polen komen rijden dus ook zij belandden in de wachtzone.

De man was naarstig bezig op zijn smartphone en dan kijkend naar mijn papieren. Ik vermoed dat hij gewoon het weerbericht las maar goed. Na 15 minuten kwam een andere ambtenaar me zeggen dat ik door mocht rijden. Er was even verwarring toen hij vroeg English or Deutsch. En met het antwoord “Dutch/Niederlandisch” nam hij geen genoegen, dus ja, English.

Ik reed voorzichtig achteruit en reed toen de snelweg weer op en toen zag ik pas mijn fout. Ik had de snelweg moeten volgen en als een “normale automobilist” mijn pasje moeten tonen aan de tent die midden op de snelweg stond.

Ik reed verder en stopte voor een korte stop. De persoon voor mij op het toilet had de volledige rol WC-papier meegenomen dus het was even behelpen. Dacht dat dat enkel gebeurde in Nederland.

Opnieuw deed mijn GPS lastig toen ik als bestemming Malmö ingaf. Waze wou terugrijden en me via Puttgarden-Rodby laten rijden. Als ik Odense ingaf lukte het uiteraard wel, maar ik wou niet naar het centrum. Na wat experimenteren met de instellingen lukte het me om Malmö in te geven en als viapunt Odense, dan lukte het wat beter.

Na de verkeerswisselaar in Odense reed ik eindelijk richting het oosten.

De rijstijl van de Denen kan ik best omschrijven als Frans, nogal zenuwachtig. Ook trekken ze opvallend veel aanhangers, beetje zoals de Nederlanders dus. Als combinatie kan dat tellen.

Nadat ik om iets na 9 uur over de Kleine Belt had gereden kwam dan om 9:30 mijn eerste tolbrug in het vizier. De Grote Belt. Een indrukwekkende verschijning, zoals steeds de gewoonte in Scandinavië, merkte ik later, kwam eerst een stijle klim om schepen eronder door te kunnen laten varen en dan een adembenemende duik naar Korsor op Seeland. De tol betalen ging vanzelf met mijn Deense Kronen op mijn Revolut kaartje. I love it.

Het naderde toen reeds 10 uur en ik wist niet hoe de Zweden zouden reageren als mijn testcertificaat vervallen zou zijn dus er was geen tijd om te treuzelen.

Verderop kwam ik meer en meer in de metropool Kopenhagen terecht en moest nu en dan van rijstrook wisselen, in een opkomende ochtendspits niet altijd vanzelfsprekend. Al is dat in vergelijking met Antwerpen een lachertje. Alles wordt beter na de Oosterweelverbinding, you wish!

Nadat ik eindelijk de ring rond Kopenhagen had overwonnen was het nog even zoeken naar de richting luchthaven. Net voor de tolbrug zou beginnen nog even een pauzeke om eerst en vooral een foto te nemen maar ook vooral een plaspauze want dat verkeer werkte serieus op mijjn systeem.

En daarna de tolbrug op, of beter gezegd de toltunnel want de Oresund wordt eerst ondergronds overwonnen, pas op het eilandje halverwege komt de weg uit de grond en begint het iconische beeld van de brug met twee pijlers. Halverwege dit brug geeft een simpel bordje aan dat ik me voortaan in Zweden bevind en in de andere rijrichting staat een tent die Denemarken beschermd van dat onvoorzichtige Zweedse tuig… Omzeilen lukt hier niet wat dan beland je in het water, wat behoorlijk koud is, weet ik uit ondervinding. Ik kijk nog even naar het andere rijvak en meet de lengte van de file die rond 11 uur ontstaat voor paspoortcontroles. Na wat verder bollen kom ik op het Zweedse vasteland en rijd ik netjes de rij in voor kaarthouders, want ik had mijn tickets immers vooraf geboekt. Ik reed tot bij de slagboom maar dan … gebeurde er niets.
Ik nam mijn GSM om de barcode zichtbaar te maken zodat ik als “andere auto” toch kon bewijzen dat ik had betaald. Filip, je had gelijk die paar euro’s maken geen verschil en mijn kaart had wel direct gewerkt.
Net toen ik de barcode op mijn scherm zichtbaar had gemaakt kwam een man aanlopen die mijn boeking controleerde, ik toonde mijn ticket, hij heette me welkom in Zweden en deed de slagboom open, zo simpel kan het zijn …

Maar dan … de Zweedse grens. Ik werd naar mijn paspoort gevraagd, COVID-test hoefde niet. De vrouw keek even vluchtig op mijn kaart en stelde me enkele vragen of ik alleen reisde, hoelang en welke regio’s ik wou aandoen. De exacte tijd kon ik niet geven maar gaf correct aan dat ik 3 tot 4 weken in Zweden tot rust wou komen, vooral in Skane en misschien wel in Smaland, dat was ik niet zeker. Ik werd opnieuw doorverwezen naar een wachtzone. Waar de douanier opnieuw mijn paspoort wou bekijken. Hij gaf aan dat “wij Zweden niet zo wantrouwig zijn als de Denen”. Dat had ik ook al gemerkt…

Na een minuutje gaf hij mijn pas terug en zei dat ik door mocht rijden … en toen kon het avontuur eindelijk beginnen.

Op bestemming

Ik reed de ring van Malmö voorbij, merkte algauw dat de rust terugkwam. Na Malmö had ik me voorgenomen om door te rijden naar Falsterbo Fyr.

Na een tijd ging de vaart er al snel uit en kwam ik op rustige wegen en nog later moest ik me op slakkenpas navigeren door Falsterbo. Toen ik aankwam kwam ik terecht aan een golfterein. Er was een grote privé parking maar er voor was nog een plaatsje vrij voor mijn auto op de openbare weg. Ik vroeg een motorrijder die net kwam aanrijden of ik wel correct had gelezen. De man kon geen Engels maar bevestigde toch het vermoeden dat ik daar mocht parkeren.

Ik parkeerde en strekte mijn benen. Ik liep een natuurgebied in en werd al meteen geconfronteerd met het “No camping”-bordje. Duidelijk niet overal is de Allemansräten van toepassing. Toen bleek dat de vuurtoren aan de andere kant lag en ik daarvoor een golfterein moest kruisen keek ik even op. Er stond een bord dat als een golfer “FORE” riep, ik als wandelaar in elkaar moest zakken en dekking zoeken.

Op gevaar voor eigen leven, waagde ik het om het terrein te kruisen en op weg te gaan naar de vuurtoren.

Ik merkte al gauw dat maar weinig golfers de moeite doen om ook maar iets te roepen, opvallen doen ze wel in hun fluo hemdjes en broekjes. Dus ik keek gewoon wat de fluo-mannekes en vrouwtjes van plan waren. Meestal zag ik ze geënerveerd naar mij kijken omdat ze even hun spel moesten pauzeren. Daar trok me niets van aan.

Ik liep voorbij een vogelopvangcentrum dat naast de vuurtoren was gelegen. Ik keek er even naar maar echt boeien deed het ding niet.

Ik liep terug over het golfterrein, toen een golfer dan toch Fore riep – na wat aarzeling -, bleef ik even staan en keek naar de curve van de slag en toen ik zag dat het balletje me onmogelijk kon raken liep ik verder.

Even later stond ik terug bij mijn auto. Het was toen erg warm en zette mijn autodeuren even open om te verluchten. Na een kwartiertje stapte ik in en reed richting binnenland omdat ik zag dat daar een natuurgebied was. Het lag aan een drukke 70 kph baan en ik knipperde op tijd om af en te slaan op het parkeerterrein. Ik parkeerde mijn auto, ging even naar het toilet. Het toilet was type huisje-met-hartje. Leuk om te hebben maar echt aangenaam vertoeven doe je daar toch niet in. Toch was het huisje met alle comfort voorzien, er was zelfs wc-papier voorzien.

Ik besloot toen om een rustig cafe te zoeken om even uit te rusten, want met zo’n warmte doe je toch niets.

Iets verderop was een fietspad dat langs de kust liep en ik volgde dat pad tot ik in Ljunghusen was, daar was een pizzeria maar niet echt mijn genre, ik liep verder. Verderop lag een bageri, maar ook dat was niet waar ik naar op zoek was, ik vervolgde mijn weg. Ik kwam uit op een brug, die open stond. Het kanaal verbond de Oresund met de Oostzee. Na een paar minuten te wachten liep ik over de brug en kwam in Höllviken terecht. Dit had meer van een kustdorp en ik liep de dorpsstraat in. Ik liep de supermarkt in met mondmasker, macht der gewoonte zeker. Dit was hier duidelijk niet nodig en ik was de enige die met zo’n witte zakdoek voor mijn mond rondstoof. Ik keek naar de prijzen en zag dat die in het algemeen zeker niet overdreven waren, uiteindelijk liep ik de winkel terug uit. Ik stond even voor de geldautomaat en besliste hoeveel cash geld ik zou afhalen. Dat ik Zweedse kronen nodig had stond vast, maar hoeveel precies was moeilijk te zeggen. Uiteindelijk haalde ik een bedrag van mijn rekening die achteraf gezien te hoog gegrepen was, maar goed dat kon ik toen nog niet weten.

Toen wat poen op zak had zag ik “Den Lille Havefreu”, “De Kleine Zeemeermin” dus. Jaja, mijn Zweeds is al van dit orde dat ik de klassiekers al kan herkennen, ook al zijn het Deense verhalen. Ik stak de straat over en plaatste mij aan een leeg tafeltje. De serveerster kwam en ik vroeg welke bieren ze hadden. Ik gaf onmiddellijk mee dat ik van België kwam en dus wel wat gewoon was. Niet zoveel speciaals gaf ze toe, het gamma van Carlsberg en zo hier en daar een los flesje lokaal bier. Ze waarschuwde me dat het wel grote flessen waren. Ik keek om me heen en zag een man zitten met een Duitse stein van een liter. Ik maakte mijn keuze voor een speciaal bier en ze kwam terug met een halve liter fles. Mijn schrik was onterecht gebleken. Het bier was niet zo speciaal maar ook niet van die orde dat ik helemaal niets proefde, tenslotte had ik een lager besteld. Hoge verwachtingen mocht ik dan ook niet hebben.

Toen dat bier op was, verplaatste ik me naar het ander terras, dat meer de biergarten-look had. Ik raakte aan de praat en bestelde nog een bier. Uiteindelijk zette ik mijn zinnen op een “Till” dat zoveel betekend als “nog ene”. Tja, dan kan je wel een bezig blijven natuurlijk. Ik gaf mijn kaartje (had ik beter meer van meegenomen, swoit) aan de man waarmee ik lang had gebabbeld en die nu huiswaarts keerde. Het café had een lokaal gevoel, de reden dat ik ook ben blijven zitten. Ik waagde me even aan een simpel massa-pintje en daar had ik al snel spijt van. Het kwam in een PET-fles waardoor ik het als het leeg was in mijn glas moest duwen om te zorgen dat het niet wegwaaide. Ik kreeg op een bepaald moment een SMS van de man dat hij me leuk gezelschap vond. Ik wist niet direct wat te doen met deze boodschap, omdat ik onzeker was over het bedoeling. Hierover later meer…

Mensen gingen en mensen kwamen en steeds ging het gesprek verder. Tot het sluitingsuur naderde, zo rond middernacht zat ik aan tafel met een koppel uit Gothenborg (OK, niet allemaal zo lokaal) die iets verderop een huisje hadden gehuurd. De man nodigde me uit voor een drankje bij hem thuis. De man bleek een brouwer te zijn en had in het koelkastje een vatje geduwd. Hij liep me proeven van 2 van zijn creaties en zette de tafel vol snacks. Toen het klokje 2 uur had geslagen sloten we af en stapte ik met T-shirt, korte broek en sandalen de 5 km terug naar mijn auto. Ik geef toe dat ik toen mezelf versakkerde dat ik niets meer mee had genomen maar er stond geen wind en de 15° die het toen was was ook niet precies bijtende kou te noemen. Ik keek op mijn GPS waar de afslag op het pad ik moest nemen door het bos zodat ik aan mijn auto terecht kwam.

Ik deed eerst een sanitaire stop en maakte toen mijn bedje op in mijn auto. Ik zag mezelf niet meer in staat om een plekje te zoeken in het bos om mijn tent op te slaan. Ik was al snel in dromenland…